शब्दसंग्रह
क्रियापद शिका – एस्टोनियन

bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
valmistama
Nad valmistavad maitsvat sööki.

naar beneden kijken
Ze kijkt naar beneden het dal in.
alla vaatama
Ta vaatab alla orgu.

springen
Hij sprong in het water.
hüppama
Ta hüppas vette.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
uurima
Astronaudid tahavad uurida kosmost.

doorbrengen
Ze brengt al haar vrije tijd buiten door.
veetma
Ta veedab kogu oma vaba aja väljas.

op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
sobivaks lõikama
Kangas lõigatakse sobivaks.

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
jäljendama
Laps jäljendab lennukit.

verhuizen
De buurman verhuist.
välja kolima
Naaber kolib välja.

doorrijden
De auto rijdt door een boom.
läbi sõitma
Auto sõidab puu alt läbi.

gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
kergelt tulema
Surfamine tuleb talle kergelt.

een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
kõnet pidama
Poliitik peab paljude tudengite ees kõnet.
