Woordenlijst
Leer bijwoorden – Afrikaans

amper
Die tenk is amper leeg.
bijna
De tank is bijna leeg.

ten minste
Die haarkapper het ten minste nie veel gekos nie.
minstens
De kapper kostte minstens niet veel.

môre
Niemand weet wat môre sal wees nie.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.

miskien
Sy wil miskien in ‘n ander land woon.
misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.

af
Hy val van bo af.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.

iets
Ek sien iets interessants!
iets
Ik zie iets interessants!

saam
Die twee speel graag saam.
samen
De twee spelen graag samen.

die hele dag
Die ma moet die hele dag werk.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.

hieronder
Hy lê hieronder op die vloer.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.

baie
Ek lees baie werklik.
veel
Ik lees inderdaad veel.

net-nou
Sy het net wakker geword.
net
Ze is net wakker geworden.
