Woordenlijst
Leer bijwoorden – Esperanto

preskaŭ
Mi preskaŭ trafis!
bijna
Ik raakte bijna!

tuttagmeze
La patrino devas labori tuttagmeze.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.

iam ajn
Vi povas alvoki nin iam ajn.
altijd
Je kunt ons altijd bellen.

ofte
Tornadoj ne ofte vidiĝas.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.

tie
Iru tie, poste demandu denove.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.

ne
Mi ne ŝatas la kaktuson.
niet
Ik hou niet van de cactus.

tie
La celo estas tie.
daar
Het doel is daar.

malsupren
Ŝi saltas malsupren en la akvon.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.

tre
La infano estas tre malsata.
erg
Het kind is erg hongerig.

malsupren
Li falas malsupren de supre.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.

kune
Ni lernas kune en malgranda grupo.
samen
We leren samen in een kleine groep.
