Woordenlijst
Noors – Bijwoordenoefening

maar
Het huis is klein maar romantisch.

‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.

opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.

al
Hij slaapt al.

behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.

naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.

te veel
Het werk wordt me te veel.

in
De twee komen binnen.

meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.

echt
Kan ik dat echt geloven?

misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.
