Woordenlijst
Sloveens – Bijwoordenoefening

daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.

buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.

vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.

meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.

in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?

ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.

niet
Ik hou niet van de cactus.

te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.

al
Hij slaapt al.

de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.

bijna
De tank is bijna leeg.
