Woordenlijst
Zweeds – Bijwoordenoefening

bijna
Ik raakte bijna!

al
Het huis is al verkocht.

nu
Moet ik hem nu bellen?

in
Ze springen in het water.

genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.

gratis
Zonne-energie is gratis.

opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.

ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.

daar
Het doel is daar.

meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.

erg
Het kind is erg hongerig.
