Woordenlijst
Zweeds – Bijwoordenoefening

in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?

ook
Haar vriendin is ook dronken.

opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.

naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.

uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.

echt
Kan ik dat echt geloven?

‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.

te veel
Het werk wordt me te veel.

bijna
Ik raakte bijna!

gratis
Zonne-energie is gratis.

lang
Ik moest lang in de wachtkamer wachten.
