Woordenlijst
Zweeds – Bijwoordenoefening

niet
Ik hou niet van de cactus.

een beetje
Ik wil een beetje meer.

buiten
We eten vandaag buiten.

behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.

eerst
Veiligheid komt eerst.

misschien
Ze wil misschien in een ander land wonen.

minstens
De kapper kostte minstens niet veel.

gisteren
Het regende hard gisteren.

opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.

in
De twee komen binnen.

weg
Hij draagt de prooi weg.
