Woordenlijst
Thai – Bijwoordenoefening

erop
Hij klimt op het dak en zit erop.

voor
Ze was voorheen dikker dan nu.

ook
De hond mag ook aan tafel zitten.

correct
Het woord is niet correct gespeld.

net
Ze is net wakker geworden.

echt
Kan ik dat echt geloven?

al
Het huis is al verkocht.

in
Ze springen in het water.

beneden
Hij ligt beneden op de vloer.

gisteren
Het regende hard gisteren.

buiten
Het zieke kind mag niet naar buiten.
