Woordenlijst
Tagalog – Bijwoordenoefening

meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.

‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.

iets
Ik zie iets interessants!

genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.

voor
Ze was voorheen dikker dan nu.

te veel
Hij heeft altijd te veel gewerkt.

links
Aan de linkerkant zie je een schip.

nu
Moet ik hem nu bellen?

maar
Het huis is klein maar romantisch.

gisteren
Het regende hard gisteren.

samen
We leren samen in een kleine groep.
