Woordenlijst
Leer bijwoorden – Slovaaks

spolu
Tí dvaja sa radi hrajú spolu.
samen
De twee spelen graag samen.

zajtra
Nikto nevie, čo bude zajtra.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.

dole
Leží dole na podlahe.
beneden
Hij ligt beneden op de vloer.

rovnako
Títo ľudia sú odlišní, ale rovnako optimistickí!
even
Deze mensen zijn verschillend, maar even optimistisch!

vždy
Tu vždy bol jazero.
altijd
Hier was altijd een meer.

ráno
Ráno mám v práci veľa stresu.
‘s ochtends
‘s Ochtends heb ik veel stress op het werk.

napríklad
Ako sa vám páči táto farba, napríklad?
bijvoorbeeld
Hoe vind je deze kleur, bijvoorbeeld?

cez
Chce prejsť cez ulicu s kolobežkou.
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.

často
Tornáda sa nevidia často.
vaak
Tornado‘s worden niet vaak gezien.

znova
Stretli sa znova.
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.

dole
Pádne zhora dole.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
