Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

veroorsaak
Te veel mense veroorsaak vinnig chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

mors
Energie moet nie gemors word nie.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

slaag
Die studente het die eksamen geslaag.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

stem saam
Die bure kon nie oor die kleur saamstem nie.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

kyk
Sy kyk deur ’n gat.
kijken
Ze kijkt door een gat.

uitgaan
Die meisies hou daarvan om saam uit te gaan.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

ontmoet
Hulle het mekaar die eerste keer op die internet ontmoet.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.

slaap
Die baba slaap.
slapen
De baby slaapt.

luister
Hy luister na haar.
luisteren
Hij luistert naar haar.

uitwerk
Dit het hierdie keer nie uitgewerk nie.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.

verander
Die lig het groen verander.
veranderen
Het licht veranderde in groen.
