Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/118567408.webp
dink
Wie dink jy is sterker?
denken
Wie denk je dat sterker is?
cms/verbs-webp/88615590.webp
beskryf
Hoe kan mens kleure beskryf?
beschrijven
Hoe kun je kleuren beschrijven?
cms/verbs-webp/113885861.webp
besmet raak
Sy het met ’n virus besmet geraak.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
cms/verbs-webp/108556805.webp
kyk af
Ek kon van die venster af op die strand afkyk.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/96571673.webp
verf
Hy verf die muur wit.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/61162540.webp
aktiveer
Die rook het die alarm geaktiveer.
activeren
De rook activeerde het alarm.
cms/verbs-webp/106787202.webp
kom tuis
Pa het uiteindelik tuisgekom!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
cms/verbs-webp/21689310.webp
roep op
My onderwyser roep my dikwels op.
aanspreken
Mijn leraar spreekt me vaak aan.
cms/verbs-webp/82095350.webp
druk
Die verpleegster druk die pasiënt in ’n rolstoel.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
cms/verbs-webp/113671812.webp
deel
Ons moet leer om ons rykdom te deel.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/87317037.webp
speel
Die kind verkies om alleen te speel.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/61245658.webp
spring uit
Die vis spring uit die water.
uitspringen
De vis springt uit het water.