Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/118343897.webp
saamwerk
Ons werk saam as ’n span.
samenwerken
We werken samen als een team.
cms/verbs-webp/104302586.webp
terugkry
Ek het die kleingeld teruggekry.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
cms/verbs-webp/102677982.webp
voel
Sy voel die baba in haar maag.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
cms/verbs-webp/102238862.webp
besoek
’n Ou vriend besoek haar.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
cms/verbs-webp/94555716.webp
word
Hulle het ’n goeie span geword.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/80060417.webp
ry weg
Sy ry weg in haar motor.
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
cms/verbs-webp/859238.webp
oefen
Sy oefen ’n ongewone beroep uit.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaat
Baie Engelse mense wou die EU verlaat.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
cms/verbs-webp/111160283.webp
verbeel
Sy verbeel elke dag iets nuuts.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/104818122.webp
herstel
Hy wou die kabel herstel.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/114993311.webp
sien
Jy kan beter sien met brille.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/35071619.webp
verbygaan
Die twee gaan by mekaar verby.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.