Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

vermy
Hy moet neute vermy.
vermijden
Hij moet noten vermijden.

gebeur
’n Ongeluk het hier gebeur.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

tel
Sy tel die muntstukke.
tellen
Ze telt de munten.

moet
Hy moet hier afklim.
moeten
Hij moet hier uitstappen.

spog
Hy hou daarvan om met sy geld te spog.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

aanbied
Wat bied jy my aan vir my vis?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?

verkies
Baie kinders verkies lekkers bo gesonde dinge.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.

betaal
Sy het met ’n kredietkaart betaal.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.

verf
Ek wil my woonstel verf.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

vernietig
Die lêers sal heeltemal vernietig word.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

skep
Wie het die Aarde geskep?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
