Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

lê agter
Die tyd van haar jeug lê ver agter.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

stem saam
Die bure kon nie oor die kleur saamstem nie.
eens zijn
De buren konden het niet eens worden over de kleur.

druk
Boeke en koerante word gedruk.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.

herstel
Hy wou die kabel herstel.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.

skep
Wie het die Aarde geskep?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?

vereenvoudig
Jy moet ingewikkelde dinge vir kinders vereenvoudig.
vereenvoudigen
Je moet ingewikkelde dingen voor kinderen vereenvoudigen.

lieg
Hy lieg dikwels as hy iets wil verkoop.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.

verryk
Speserye verryk ons kos.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.

eet
Wat wil ons vandag eet?
eten
Wat willen we vandaag eten?

beloon
Hy is met ’n medalje beloon.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.

slaan
Sy slaan die bal oor die net.
slaan
Ze slaat de bal over het net.
