Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

lewer kommentaar
Hy lewer elke dag kommentaar oor politiek.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

spel
Die kinders leer spel.
spellen
De kinderen leren spellen.

ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.

eet
Die hoenders eet die korrels.
eten
De kippen eten de granen.

spring oor
Die atleet moet oor die hindernis spring.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

vervoer
Die vragmotor vervoer die goedere.
vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

kyk na
Hy kyk na wie daar woon.
controleren
Hij controleert wie daar woont.

beperk
Hekke beperk ons vryheid.
begrenzen
Hekken begrenzen onze vrijheid.

hang af
Hy is blind en hang af van buite hulp.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

uitpraat
Sy wil by haar vriendin uitpraat.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

soen
Hy soen die baba.
kussen
Hij kust de baby.
