Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/96628863.webp
spaar
Die meisie spaar haar sakgeld.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitdruk
Sy druk die suurlemoen uit.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/123953850.webp
red
Die dokters kon sy lewe red.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/106088706.webp
staan op
Sy kan nie meer op haar eie staan nie.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.
cms/verbs-webp/102304863.webp
skop
Wees versigtig, die perd kan skop!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
cms/verbs-webp/5135607.webp
trek uit
Die buurman trek uit.
verhuizen
De buurman verhuist.
cms/verbs-webp/109434478.webp
open
Die fees is met vuurwerke geopen.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
cms/verbs-webp/109071401.webp
omhels
Die moeder omhels die baba se klein voetjies.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.
cms/verbs-webp/102169451.webp
hanteer
Mens moet probleme hanteer.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
cms/verbs-webp/61826744.webp
skep
Wie het die Aarde geskep?
creëren
Wie heeft de aarde gecreëerd?
cms/verbs-webp/107299405.webp
vra
Hy vra haar om vergifnis.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
cms/verbs-webp/102167684.webp
vergelyk
Hulle vergelyk hul syfers.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.