Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

glasati
Glasaci danas glasaju o svojoj budućnosti.
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.

povući
On povlači sanku.
trekken
Hij trekt de slee.

putovati
Volimo putovati kroz Europu.
reizen
We reizen graag door Europa.

ostaviti stajati
Danas mnogi moraju ostaviti svoje automobile da stoje.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.

dozvoliti
Ne treba dozvoliti depresiju.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

prekriti
Lokvanji prekrivaju vodu.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.

kasniti
Sat kasni nekoliko minuta.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.

ležati nasuprot
Tamo je dvorac - leži upravo nasuprot!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

vjerovati
Svi vjerujemo jedni drugima.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

izostaviti
U čaju možete izostaviti šećer.
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.

zaustaviti
Morate se zaustaviti na crveno svjetlo.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
