Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

kupiti
Oni žele kupiti kuću.
kopen
Ze willen een huis kopen.

slušati
Djeca rado slušaju njene priče.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.

objasniti
Deda objašnjava svijet svom unuku.
uitleggen
Opa legt de wereld uit aan zijn kleinzoon.

komentirati
Svakodnevno komentira politiku.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.

izvući
Korov treba izvaditi.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

moliti
On se tiho moli.
bidden
Hij bidt in stilte.

udariti
Roditelji ne bi trebali udarati svoju djecu.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.

odvojiti
Želim svaki mjesec odvojiti nešto novca za kasnije.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

odbiti
Dijete odbija svoju hranu.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.

završiti
Kako smo završili u ovoj situaciji?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

boriti se
Sportaši se bore jedan protiv drugog.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
