Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

acabar
La ruta acaba aquí.
eindigen
De route eindigt hier.

acabar
Com hem acabat en aquesta situació?
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?

arribar
Va arribar just a temps.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.

cobrir-se
El nen es cobreix.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

excloure
El grup l’exclou.
uitsluiten
De groep sluit hem uit.

llegir
No puc llegir sense ulleres.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

rebutjar
El nen rebutja el seu menjar.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.

portar de tornada
La mare porta la filla de tornada a casa.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

portar-se bé
Acabeu la vostra baralla i porteu-vos bé de cop!
overweg kunnen
Stop met ruziën en kunnen jullie eindelijk met elkaar overweg!

construir
Els nens estan construint una torre alta.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.

causar
El sucre causa moltes malalties.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.
