Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

sortir
A les noies els agrada sortir juntes.
uitgaan
De meisjes gaan graag samen uit.

buscar
El lladre busca la casa.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

arrencar
Cal arrencar les males herbes.
verwijderen
Onkruid moet verwijderd worden.

parlar
No s’hauria de parlar massa fort al cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

passar
L’aigua era massa alta; el camió no podia passar.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

funcionar
Aquesta vegada no ha funcionat.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.

anar malament
Tot està anant malament avui!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!

perdre’s
Em vaig perdre pel camí.
verdwalen
Ik ben onderweg verdwaald.

aixecar-se
Ella ja no pot aixecar-se sola.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

participar
Ell està participant a la cursa.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.

cobrir
Ella cobreix la seva cara.
bedekken
Ze bedekt haar gezicht.
