Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

causar
Massa gent causa ràpidament caos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

fugir
Tothom va fugir del foc.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

deixar entrar
Estava nevant fora i els vam deixar entrar.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

estar interconnectat
Tots els països de la Terra estan interconnectats.
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.

representar
Els advocats representen els seus clients al tribunal.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

deixar intacte
La natura va ser deixada intacta.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.

cobrir
El nen cobreix les seves orelles.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

mirar avall
Podia mirar la platja des de la finestra.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.

escoltar
Ell l’està escoltant.
luisteren
Hij luistert naar haar.

anar més lluny
No pots anar més enllà d’aquest punt.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

demostrar
Ell vol demostrar una fórmula matemàtica.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
