Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

sedět
V místnosti sedí mnoho lidí.
zitten
Er zitten veel mensen in de kamer.

oženit se
Pár se právě oženil.
trouwen
Het stel is net getrouwd.

omezit
Během diety musíte omezit příjem jídla.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

vystačit
Musí vystačit s málo penězi.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

lehnout si
Byli unavení a lehli si.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

stěhovat se k sobě
Dva plánují brzy stěhovat se k sobě.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

viset
Oba visí na větvi.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

cvičit
Žena cvičí jógu.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.

zastavit se
Lékaři se u pacienta zastavují každý den.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

odpustit
Nikdy mu to nemůže odpustit!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!

posunout
Brzy budeme muset hodiny opět posunout zpět.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
