Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

odvézt
Matka odveze dceru domů.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

projít
Může tudy projít kočka?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

zastavit se
Lékaři se u pacienta zastavují každý den.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.

jít dál
V tomto bodě nemůžete jít dál.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

otevřít
Můžete mi prosím otevřít tuhle konzervu?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?

rozebrat
Náš syn všechno rozebírá!
uit elkaar halen
Onze zoon haalt alles uit elkaar!

těšit se
Děti se vždy těší na sníh.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.

důvěřovat
Všichni si navzájem důvěřujeme.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

přijít k tobě
Štěstí přichází k tobě.
naar je toekomen
Het geluk komt naar je toe.

projet
Vlak nás právě projíždí.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

chránit
Helma má chránit před nehodami.
beschermen
Een helm moet tegen ongelukken beschermen.
