Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

jít dál
V tomto bodě nemůžete jít dál.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.

hádat
Musíš hádat, kdo jsem!
raden
Je moet raden wie ik ben!

pustit dovnitř
Venku sněžilo a my je pustili dovnitř.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

ležet naproti
Tam je hrad - leží přímo naproti!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

odjet
Když se světla změnila, auta odjela.
wegrijden
Toen het licht veranderde, reden de auto’s weg.

stačit
Salát mi na oběd stačí.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

jezdit kolem
Auta jezdí kolem v kruhu.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

otevřít
Trezor lze otevřít tajným kódem.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.

připravit
Je připravená vynikající snídaně!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!

promluvit
Chce promluvit ke své kamarádce.
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.

otevřít
Můžete mi prosím otevřít tuhle konzervu?
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
