Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/60395424.webp
springe rundt
Barnet springer glædeligt rundt.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/124545057.webp
lytte til
Børnene kan lide at lytte til hendes historier.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
cms/verbs-webp/122632517.webp
gå galt
Alt går galt i dag!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
cms/verbs-webp/116932657.webp
modtage
Han modtager en god pension i alderdommen.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/100585293.webp
vende rundt
Du skal vende bilen her.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/31726420.webp
vende sig
De vender sig mod hinanden.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.
cms/verbs-webp/120282615.webp
investere
Hvad skal vi investere vores penge i?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
cms/verbs-webp/97119641.webp
male
Bilen males blå.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
cms/verbs-webp/105238413.webp
spare
Du kan spare penge på opvarmning.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
cms/verbs-webp/49853662.webp
skrive overalt
Kunstnerne har skrevet over hele væggen.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/120978676.webp
brænde ned
Ilden vil brænde en stor del af skoven ned.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
cms/verbs-webp/63935931.webp
vende
Hun vender kødet.
draaien
Ze draait het vlees.