Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

brænde ned
Ilden vil brænde en stor del af skoven ned.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.

gøre fremskridt
Snegle gør kun langsomme fremskridt.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.

minde
Computeren minder mig om mine aftaler.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

slukke
Hun slukker vækkeuret.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

sende
Jeg sender dig et brev.
sturen
Ik stuur je een brief.

stave
Børnene lærer at stave.
spellen
De kinderen leren spellen.

opdatere
Nu om dage skal man konstant opdatere sin viden.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.

sende
Jeg sendte dig en besked.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.

afgå
Toget afgår.
vertrekken
De trein vertrekt.

stoppe
Du skal stoppe ved det røde lys.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

understrege
Han understregede sin udtalelse.
onderstrepen
Hij onderstreepte zijn uitspraak.
