Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/120086715.webp
vervollständigen
Könnt ihr das Puzzle vervollständigen?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
cms/verbs-webp/78973375.webp
krankschreiben
Er muss sich vom Arzt krankschreiben lassen.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.
cms/verbs-webp/123170033.webp
pleitegehen
Der Betrieb wird wohl bald pleitegehen.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
cms/verbs-webp/99207030.webp
eintreffen
Das Flugzeug ist pünktlich eingetroffen.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/89025699.webp
schleppen
Der Esel schleppt eine schwere Last.
dragen
De ezel draagt een zware last.
cms/verbs-webp/46998479.webp
besprechen
Sie besprechen ihre Pläne.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
cms/verbs-webp/118596482.webp
suchen
Im Herbst suche ich Pilze.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
cms/verbs-webp/63868016.webp
zurückbringen
Der Hund bringt das Spielzeug zurück.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
cms/verbs-webp/91442777.webp
auftreten
Mit diesem Fuß kann ich nicht auf den Boden auftreten.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/99769691.webp
vorbeifahren
Der Zug fährt vor uns vorbei.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liegen
Die Kinder liegen zusammen im Gras.
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
cms/verbs-webp/132125626.webp
überreden
Sie muss ihre Tochter oft zum Essen überreden.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.