Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/100298227.webp
hug
He hugs his old father.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.
cms/verbs-webp/115267617.webp
dare
They dared to jump out of the airplane.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
cms/verbs-webp/109657074.webp
drive away
One swan drives away another.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
cms/verbs-webp/85968175.webp
damage
Two cars were damaged in the accident.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/118588204.webp
wait
She is waiting for the bus.
wachten
Ze wacht op de bus.
cms/verbs-webp/99592722.webp
form
We form a good team together.
vormen
We vormen samen een goed team.
cms/verbs-webp/122153910.webp
divide
They divide the housework among themselves.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
cms/verbs-webp/102823465.webp
show
I can show a visa in my passport.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
cms/verbs-webp/118780425.webp
taste
The head chef tastes the soup.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
cms/verbs-webp/62069581.webp
send
I am sending you a letter.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/84506870.webp
get drunk
He gets drunk almost every evening.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
cms/verbs-webp/130814457.webp
add
She adds some milk to the coffee.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.