Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (US)

divide
They divide the housework among themselves.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.

make a mistake
Think carefully so you don’t make a mistake!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

import
We import fruit from many countries.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.

travel around
I’ve traveled a lot around the world.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

prefer
Our daughter doesn’t read books; she prefers her phone.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

believe
Many people believe in God.
geloven
Veel mensen geloven in God.

hire
The company wants to hire more people.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

forgive
I forgive him his debts.
vergeven
Ik vergeef hem zijn schulden.

work
She works better than a man.
werken
Ze werkt beter dan een man.

use
Even small children use tablets.
gebruiken
Zelfs kleine kinderen gebruiken tablets.

mix
She mixes a fruit juice.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.
