Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (US)

cms/verbs-webp/102136622.webp
pull
He pulls the sled.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/85968175.webp
damage
Two cars were damaged in the accident.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
cms/verbs-webp/104818122.webp
repair
He wanted to repair the cable.
repareren
Hij wilde de kabel repareren.
cms/verbs-webp/87994643.webp
walk
The group walked across a bridge.
wandelen
De groep wandelde over een brug.
cms/verbs-webp/74693823.webp
need
You need a jack to change a tire.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
cms/verbs-webp/62069581.webp
send
I am sending you a letter.
sturen
Ik stuur je een brief.
cms/verbs-webp/108218979.webp
must
He must get off here.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
cms/verbs-webp/35071619.webp
pass by
The two pass by each other.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
cms/verbs-webp/46602585.webp
transport
We transport the bikes on the car roof.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
cms/verbs-webp/85010406.webp
jump over
The athlete must jump over the obstacle.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/44269155.webp
throw
He throws his computer angrily onto the floor.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
cms/verbs-webp/100634207.webp
explain
She explains to him how the device works.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.