Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

prepare
A delicious breakfast is prepared!
bereiden
Er wordt een heerlijk ontbijt bereid!

begin
A new life begins with marriage.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

fire
My boss has fired me.
ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.

paint
She has painted her hands.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

close
She closes the curtains.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.

exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.

increase
The company has increased its revenue.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.

set
You have to set the clock.
instellen
Je moet de klok instellen.

cover
The child covers its ears.
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.

miss
She missed an important appointment.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.

generate
We generate electricity with wind and sunlight.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
