Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

decide
She can’t decide which shoes to wear.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.

produce
We produce our own honey.
produceren
We produceren onze eigen honing.

need
You need a jack to change a tire.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.

ask
He asks her for forgiveness.
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.

check
He checks who lives there.
controleren
Hij controleert wie daar woont.

complete
Can you complete the puzzle?
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?

search for
The police are searching for the perpetrator.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.

return
The dog returns the toy.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

return
The teacher returns the essays to the students.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.

happen
An accident has happened here.
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.

build
When was the Great Wall of China built?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
