Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

form
We form a good team together.
vormen
We vormen samen een goed team.

pick out
She picks out a new pair of sunglasses.
uitzoeken
Ze zoekt een nieuwe zonnebril uit.

hire
The applicant was hired.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.

stand up for
The two friends always want to stand up for each other.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.

eat
What do we want to eat today?
eten
Wat willen we vandaag eten?

love
She really loves her horse.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

endorse
We gladly endorse your idea.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

run away
Some kids run away from home.
weglopen
Sommige kinderen lopen van huis weg.

send
I am sending you a letter.
sturen
Ik stuur je een brief.

stand up
She can no longer stand up on her own.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

reward
He was rewarded with a medal.
belonen
Hij werd beloond met een medaille.
