Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

park
The cars are parked in the underground garage.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

touch
The farmer touches his plants.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.

add
She adds some milk to the coffee.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

invest
What should we invest our money in?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

pass
The students passed the exam.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

set back
Soon we’ll have to set the clock back again.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

miss
He misses his girlfriend a lot.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.

travel around
I’ve traveled a lot around the world.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.

drive around
The cars drive around in a circle.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

go
Where are you both going?
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?

renew
The painter wants to renew the wall color.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
