Woordenlijst
Leer werkwoorden – Esperanto

komenci
Lernejo ĵus komencas por la infanoj.
beginnen
School begint net voor de kinderen.

ripeti
Mia papago povas ripeti mian nomon.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

legi
Mi ne povas legi sen okulvitroj.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.

kovri
La akvolilioj kovras la akvon.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.

akiri malsanan ateston
Li devas akiri malsanan ateston de la kuracisto.
ziektebriefje halen
Hij moet een ziektebriefje halen bij de dokter.

turni al
Ili turnas sin al si.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

ŝati
Ŝi ŝatas ĉokoladon pli ol legomojn.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.

okazi al
Ĉu io okazis al li en la labora akcidento?
overkomen
Is hem iets overkomen tijdens het werkongeluk?

bati
Atentu, la ĉevalo povas bati!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!

ekspozicii
Moderna arto estas ekspoziciata ĉi tie.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.

serĉi
La ŝtelisto serĉas la domon.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
