Woordenlijst
Leer werkwoorden – Esperanto

respondi
Ŝi respondis per demando.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

fini
La itinero finiĝas ĉi tie.
eindigen
De route eindigt hier.

konservi
Vi povas konservi la monon.
houden
Je mag het geld houden.

viziti
Ŝi vizitas Parizon.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.

rikolti
Ni rikoltis multe da vino.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.

rifuzi
La infano rifuzas sian manĝaĵon.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.

erari
Pripensu zorge por ke vi ne eraru!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

halti
Vi devas halti ĉe la ruĝa lumo.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

batali
La fajrobrigado batalas la fajron el la aero.
bestrijden
De brandweer bestrijdt het vuur vanuit de lucht.

saltadi
La infano ĝoje saltadas.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.

formi
Ni formi bonan teamon kune.
vormen
We vormen samen een goed team.
