Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/55119061.webp
jooksma hakkama
Sportlane on just alustamas jooksmist.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
cms/verbs-webp/129300323.webp
puudutama
Põllumees puudutab oma taimi.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.
cms/verbs-webp/89636007.webp
allkirjastama
Ta allkirjastas lepingu.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/111063120.webp
tutvuma
Võõrad koerad soovivad üksteisega tutvuda.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
cms/verbs-webp/74916079.webp
saabuma
Ta saabus õigeaegselt.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
cms/verbs-webp/103232609.webp
eksponeerima
Siin eksponeeritakse modernset kunsti.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/120193381.webp
abielluma
Paar on just abiellunud.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/96061755.webp
teenindama
Kokk teenindab meid täna ise.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
cms/verbs-webp/30314729.webp
loobuma
Ma tahan kohe suitsetamisest loobuda!
stoppen
Ik wil nu stoppen met roken!
cms/verbs-webp/120900153.webp
välja minema
Lapsed tahavad lõpuks välja minna.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
cms/verbs-webp/90773403.webp
järgima
Minu koer järgneb mulle, kui jooksen.
volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
cms/verbs-webp/84506870.webp
purju jääma
Ta jääb peaaegu iga õhtu purju.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.