Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

katma
Vesiroosid katab vee.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.

värvima
Ta on oma käed ära värvind.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

allkirjastama
Ta allkirjastas lepingu.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.

puhastama
Ta puhastab kööki.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.

tõlkima
Ta oskab tõlkida kuues keeles.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.

andma
Mida tema poiss-sõber andis talle sünnipäevaks?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?

parkima
Jalgrattad on maja ees parkitud.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.

kõrvale panema
Tahan iga kuu hilisemaks kasutamiseks raha kõrvale panna.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

tutvustama
Ta tutvustab oma uut tüdrukut oma vanematele.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.

loobuma
Ta loobus oma tööst.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.

kaitsma
Ema kaitseb oma last.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
