Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/114379513.webp
katma
Vesiroosid katab vee.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/101742573.webp
värvima
Ta on oma käed ära värvind.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/89636007.webp
allkirjastama
Ta allkirjastas lepingu.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/130288167.webp
puhastama
Ta puhastab kööki.
schoonmaken
Ze maakt de keuken schoon.
cms/verbs-webp/94482705.webp
tõlkima
Ta oskab tõlkida kuues keeles.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
cms/verbs-webp/122789548.webp
andma
Mida tema poiss-sõber andis talle sünnipäevaks?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkima
Jalgrattad on maja ees parkitud.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/122290319.webp
kõrvale panema
Tahan iga kuu hilisemaks kasutamiseks raha kõrvale panna.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
cms/verbs-webp/79322446.webp
tutvustama
Ta tutvustab oma uut tüdrukut oma vanematele.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.
cms/verbs-webp/44127338.webp
loobuma
Ta loobus oma tööst.
stoppen
Hij stopte met zijn baan.
cms/verbs-webp/74176286.webp
kaitsma
Ema kaitseb oma last.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.
cms/verbs-webp/70624964.webp
lõbutsema
Meil oli lõbustuspargis palju lõbu!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!