Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/104302586.webp
tagasi saama
Ma sain vahetusraha tagasi.
terugkrijgen
Ik kreeg het wisselgeld terug.
cms/verbs-webp/90643537.webp
laulma
Lapsed laulavad laulu.
zingen
De kinderen zingen een lied.
cms/verbs-webp/114993311.webp
nägema
Prillidega näed paremini.
zien
Je kunt beter zien met een bril.
cms/verbs-webp/93221279.webp
põlema
Kaminas põleb tuli.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
cms/verbs-webp/21342345.webp
meeldima
Lapsele meeldib uus mänguasi.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
cms/verbs-webp/94193521.webp
keerama
Võid keerata vasakule.
draaien
Je mag naar links draaien.
cms/verbs-webp/49853662.webp
kirjutama
Kunstnikud on kogu seina üle kirjutanud.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
cms/verbs-webp/40129244.webp
väljuma
Ta väljub autost.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/91997551.webp
mõistma
Kõike arvutite kohta ei saa mõista.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/38753106.webp
rääkima
Kinos ei tohiks liiga valjult rääkida.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
cms/verbs-webp/94555716.webp
saama
Nad on saanud heaks meeskonnaks.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
cms/verbs-webp/73488967.webp
uurima
Verenäidiseid uuritakse selles laboris.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.