Woordenlijst

увольнять

Босс уволил его.

uvol‘nyat‘

Boss uvolil yego.

ontslaan

De baas heeft hem ontslagen.

гарантировать

Страховка гарантирует защиту в случае аварий.

garantirovat‘

Strakhovka garantiruyet zashchitu v sluchaye avariy.

garanderen

Verzekering garandeert bescherming bij ongevallen.

выставлять напоказ

Ему нравится выставлять напоказ свои деньги.

vystavlyat‘ napokaz

Yemu nravitsya vystavlyat‘ napokaz svoi den‘gi.

pronken

Hij pronkt graag met zijn geld.

уступать

Многие старые дома должны уступить место новым.

ustupat‘

Mnogiye staryye doma dolzhny ustupit‘ mesto novym.

wijken

Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

захватить

Саранча захватила все вокруг.

zakhvatit‘

Sarancha zakhvatila vse vokrug.

overnemen

De sprinkhanen hebben de overhand genomen.

покрывать

Кувшинки покрывают воду.

pokryvat‘

Kuvshinki pokryvayut vodu.

bedekken

De waterlelies bedekken het water.

платить

Она заплатила кредитной картой.

platit‘

Ona zaplatila kreditnoy kartoy.

betalen

Ze betaalde met een creditcard.

вытаскивать

Сорняки нужно вытаскивать.

vytaskivat‘

Sornyaki nuzhno vytaskivat‘.

verwijderen

Onkruid moet verwijderd worden.

отставать

Часы отстают на несколько минут.

otstavat‘

Chasy otstayut na neskol‘ko minut.

achterlopen

De klok loopt een paar minuten achter.

завершать

Они завершили сложное задание.

zavershat‘

Oni zavershili slozhnoye zadaniye.

voltooien

Ze hebben de moeilijke taak voltooid.

становиться

Они стали хорошей командой.

stanovit‘sya

Oni stali khoroshey komandoy.

worden

Ze zijn een goed team geworden.

работать вместе

Мы работаем в команде.

rabotat‘ vmeste

My rabotayem v komande.

samenwerken

We werken samen als een team.