Woordenlijst

отправлять

Этот пакет скоро будет отправлен.

otpravlyat‘

Etot paket skoro budet otpravlen.

versturen

Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

будить

Будильник будит ее в 10 утра.

budit‘

Budil‘nik budit yeye v 10 utra.

wekken

De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.

проходить

Студенты прошли экзамен.

prokhodit‘

Studenty proshli ekzamen.

slagen

De studenten zijn geslaagd voor het examen.

кататься

Дети любят кататься на велосипедах или самокатах.

katat‘sya

Deti lyubyat katat‘sya na velosipedakh ili samokatakh.

rijden

Kinderen rijden graag op fietsen of steps.

объяснять

Она объясняет ему, как работает устройство.

ob“yasnyat‘

Ona ob“yasnyayet yemu, kak rabotayet ustroystvo.

uitleggen

Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

следовать

Цыплята всегда следуют за своей матерью.

sledovat‘

Tsyplyata vsegda sleduyut za svoyey mater‘yu.

volgen

De kuikens volgen altijd hun moeder.

принимать

Ей приходится принимать много лекарств.

prinimat‘

Yey prikhoditsya prinimat‘ mnogo lekarstv.

nemen

Ze moet veel medicatie nemen.

говорить

С ним нужно поговорить; ему так одиноко.

govorit‘

S nim nuzhno pogovorit‘; yemu tak odinoko.

praten met

Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

поднимать вопрос

Сколько раз я должен поднимать этот вопрос?

podnimat‘ vopros

Skol‘ko raz ya dolzhen podnimat‘ etot vopros?

ter sprake brengen

Hoe vaak moet ik dit argument ter sprake brengen?

вырезать

Фигурки нужно вырезать.

vyrezat‘

Figurki nuzhno vyrezat‘.

uitknippen

De vormen moeten worden uitgeknipt.

нравиться

Ребенку нравится новая игрушка.

nravit‘sya

Rebenku nravitsya novaya igrushka.

leuk vinden

Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.

развернуться

Вам нужно развернуть машину здесь.

razvernut‘sya

Vam nuzhno razvernut‘ mashinu zdes‘.

omdraaien

Je moet hier de auto omdraaien.