Woordenlijst

обнимать

Он обнимает своего старого отца.

obnimat‘

On obnimayet svoyego starogo ottsa.

knuffelen

Hij knuffelt zijn oude vader.

возвращаться

Он не может вернуться один.

vozvrashchat‘sya

On ne mozhet vernut‘sya odin.

teruggaan

Hij kan niet alleen teruggaan.

делать для

Они хотят сделать что-то для своего здоровья.

delat‘ dlya

Oni khotyat sdelat‘ chto-to dlya svoyego zdorov‘ya.

doen voor

Ze willen iets voor hun gezondheid doen.

экономить

Вы можете экономить на отоплении.

ekonomit‘

Vy mozhete ekonomit‘ na otoplenii.

besparen

Je kunt geld besparen op verwarming.

проходить

Может ли кошка пройти через эту дыру?

prokhodit‘

Mozhet li koshka proyti cherez etu dyru?

doorgaan

Kan de kat door dit gat gaan?

отправлять

Товары будут отправлены мне в упаковке.

otpravlyat‘

Tovary budut otpravleny mne v upakovke.

sturen

De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

везти назад

Мать везет дочь домой.

vezti nazad

Mat‘ vezet doch‘ domoy.

terugrijden

De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.

оставлять

Вы можете оставить деньги.

ostavlyat‘

Vy mozhete ostavit‘ den‘gi.

houden

Je mag het geld houden.

сравнивать

Они сравнивают свои показатели.

sravnivat‘

Oni sravnivayut svoi pokazateli.

vergelijken

Ze vergelijken hun cijfers.

потеряться

Мой ключ потерялся сегодня!

poteryat‘sya

Moy klyuch poteryalsya segodnya!

verdwalen

Mijn sleutel is vandaag verloren gegaan!

выезжать

Сосед выезжает.

vyyezzhat‘

Sosed vyyezzhayet.

verhuizen

De buurman verhuist.

повреждать

В аварии было повреждено две машины.

povrezhdat‘

V avarii bylo povrezhdeno dve mashiny.

beschadigen

Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.