Woordenlijst
Adygees – Werkwoorden oefenen

zwemmen
Ze zwemt regelmatig.

duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!

achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.

liggen
Ze waren moe en gingen liggen.

sturen
Hij stuurt een brief.

wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

eisen
Hij eist compensatie.
