Woordenlijst

заразиться

Она заразилась вирусом.

zarazit‘sya

Ona zarazilas‘ virusom.

besmet raken

Ze raakte besmet met een virus.

получать

Она получила очень хороший подарок.

poluchat‘

Ona poluchila ochen‘ khoroshiy podarok.

ontvangen

Ze ontving een heel mooi cadeau.

заботиться

Наш сын очень хорошо заботится о своем новом автомобиле.

zabotit‘sya

Nash syn ochen‘ khorosho zabotitsya o svoyem novom avtomobile.

zorgen voor

Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.

смешивать

Она смешивает фруктовый сок.

smeshivat‘

Ona smeshivayet fruktovyy sok.

mengen

Ze mengt een vruchtensap.

выполнять

Он выполняет ремонт.

vypolnyat‘

On vypolnyayet remont.

uitvoeren

Hij voert de reparatie uit.

чувствовать

Мать чувствует к своему ребенку много любви.

chuvstvovat‘

Mat‘ chuvstvuyet k svoyemu rebenku mnogo lyubvi.

voelen

De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

пускать

На улице шел снег, и мы пустили их внутрь.

puskat‘

Na ulitse shel sneg, i my pustili ikh vnutr‘.

binnenlaten

Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.

выставлять напоказ

Ему нравится выставлять напоказ свои деньги.

vystavlyat‘ napokaz

Yemu nravitsya vystavlyat‘ napokaz svoi den‘gi.

pronken

Hij pronkt graag met zijn geld.

выпускать

Издатель выпускает эти журналы.

vypuskat‘

Izdatel‘ vypuskayet eti zhurnaly.

uitgeven

De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

встречать

Они впервые встретились в интернете.

vstrechat‘

Oni vpervyye vstretilis‘ v internete.

ontmoeten

Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.

вытаскивать

Как он собирается вытащить эту большую рыбу?

vytaskivat‘

Kak on sobirayetsya vytashchit‘ etu bol‘shuyu rybu?

trekken

Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?

повторять год

Студент повторяет год.

povtoryat‘ god

Student povtoryayet god.

overdoen

De student heeft een jaar overgedaan.