Woordenlijst

входить

Он входит в номер отеля.

vkhodit‘

On vkhodit v nomer otelya.

binnenkomen

Hij komt de hotelkamer binnen.

отправлять

Товары будут отправлены мне в упаковке.

otpravlyat‘

Tovary budut otpravleny mne v upakovke.

sturen

De goederen worden in een pakket naar mij gestuurd.

исключать

Группа его исключает.

isklyuchat‘

Gruppa yego isklyuchayet.

uitsluiten

De groep sluit hem uit.

оставлять нетронутым

Природа оставлена нетронутой.

ostavlyat‘ netronutym

Priroda ostavlena netronutoy.

onaangeroerd laten

De natuur werd onaangeroerd gelaten.

использовать

Мы используем противогазы в огне.

ispol‘zovat‘

My ispol‘zuyem protivogazy v ogne.

gebruiken

We gebruiken gasmaskers in het vuur.

звонить

Кто звонил в дверной звонок?

zvonit‘

Kto zvonil v dvernoy zvonok?

bellen

Wie heeft er aan de deurbel gebeld?

отказываться

Ребенок отказывается от еды.

otkazyvat‘sya

Rebenok otkazyvayetsya ot yedy.

weigeren

Het kind weigert zijn eten.

создавать

Он создал модель для дома.

sozdavat‘

On sozdal model‘ dlya doma.

creëren

Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

возвращаться

Отец вернулся с войны.

vozvrashchat‘sya

Otets vernulsya s voyny.

terugkeren

De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

подходить

Этот путь не подходит для велосипедистов.

podkhodit‘

Etot put‘ ne podkhodit dlya velosipedistov.

geschikt zijn

Het pad is niet geschikt voor fietsers.

комментировать

Он каждый день комментирует политику.

kommentirovat‘

On kazhdyy den‘ kommentiruyet politiku.

becommentariëren

Hij becommentarieert elke dag de politiek.

сортировать

Ему нравится сортировать свои марки.

sortirovat‘

Yemu nravitsya sortirovat‘ svoi marki.

sorteren

Hij sorteert graag zijn postzegels.