Woordenlijst
Afrikaans – Werkwoorden oefenen

antwoorden
De student beantwoordt de vraag.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!

draaien
Ze draait het vlees.

ontcijferen
Hij ontcijfert de kleine letters met een vergrootglas.

begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!

snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.

naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.

samenwerken
We werken samen als een team.

schrijven
Hij schrijft een brief.

smaken
Dit smaakt echt goed!

liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
