Woordenlijst
Afrikaans – Werkwoorden oefenen

eten
Wat willen we vandaag eten?

worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.

beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.

vervoeren
De vrachtwagen vervoert de goederen.

verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

beperken
Moet handel worden beperkt?

drukken
Hij drukt op de knop.

belasten
Kantoorwerk belast haar erg.

zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.

ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.

vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
