Woordenlijst
Afrikaans – Werkwoorden oefenen

schilderen
Hij schildert de muur wit.

overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.

binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.

antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.

voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

controleren
De tandarts controleert het gebit van de patiënt.

mengen
De schilder mengt de kleuren.

doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!

open laten
Wie de ramen open laat, nodigt inbrekers uit!

zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.
